Heel wat kankers kunnen vermeden worden, op voorwaarde dat ze tijdig opgespoord worden. De opsporingsmethoden zijn er, dus kunnen we er maar beter gebruik van maken! Uw arts zal u in elke fase advies geven en zo nodig doorverwijzen.
De voorbije jaren is er heel wat vooruitgang geboekt inzake kankerbestrijding. Zo heeft men inzicht gekregen in de mechanismen die kanker doen ontstaan. Op die manier is men tot de bevinding gekomen dat, hoe vroeger kanker opgespoord wordt, hoe hoger de genezingskansen. Het is daarbij de bedoeling de kanker te ontdekken in zijn preklinisch stadium, d.w.z. vóór hij kan worden opgespoord via klinisch onderzoek, in een zogenaamd prekankereus stadium of in een zeer prille fase. Of de opsporing nu "georganiseerd" of "individueel" gebeurt, het doel is hetzelfde: het ontstaan van de ziekte vermijden dankzij een vroegtijdige diagnose en behandeling, de enige voorwaarde voor een gunstige prognose.
Baarmoederhalskanker
- Elk jaar een gynaecologisch onderzoek. Om de 3 jaar een uitstrijkje vanaf 25 jaar of bij bloedingen die spontaan optreden, buiten de menstruatie of na het vrijen.
Borstkanker
- Regelmatig beide borsten palperen. Boven de 50 jaar (vanaf de menopauze): om de twee jaar een mammografie. Als er drie rechtstreekse familiale antecedenten zijn (moeder, grootmoeder, tantes, zussen, dochters) of twee antecedenten waarvan één vóór 40 jaar of bilateraal: genetische markers opsporen (BRCA1 en BRCA2) + mammografie + echografie (borsten en buik) om de twee jaar. Als er andere familiale antecedenten zijn: mammografie 10 jaar vóór de leeftijd waarop het antecedent zich heeft voorgedaan.