PUBLICITÉ

Hartonderzoek

Gepubliceerd op 27/03/2003 - 00h00
-A +A

Het stellen van een diagnose is voor de arts vaak als het oplossen van een raadsel. Voor beide problemen zijn bepaalde vingerwijzingen noodzakelijk. De arts onderzoekt zijn patiënt om deze noodzakelijke gegevens te vinden

PUB

Inleiding

Een deel van het onderzoek bestaat uit vragen (anamnese) en een deel uit waarnemen met de ogen (wilt u zich even uitkleden?), handen, percussiehamer, stethoscoop, weegschaal en oog-, oor- en keelspiegel.Voorts zijn laboratoriumonderzoek van bloed en urine en röntgenfoto's vaak onontbeerlijk voor het stellen van de diagnose. De specialist kan daaraan nog een hele reeks onderzoeken toevoegen, zoals de meting van de elektrische verschijnselen van het hart (ECG).Bloedproeven leveren de arts vaak waardevolle gegevens op. Een kleine reeks standaardtests wordt bij vrijwel ieder geneeskundig onderzoek uitgevoerd, onder andere bij elke patiënt die in een ziekenhuis wordt opgenomen, en bij medische keuringen.Bij het vermoeden van een hartinfarct is biochemisch onderzoek van het bloed vaak doorslaggevend. Een stijging in de concentratie van bepaalde enzymen, die vrijkomen indien hartweefsel afsterft door de sluiting van een bloedvat, is de beste aanwijzing voor de grootte van het infarct.

Algemeen lichamelijk onderzoek

Bij een lichamelijk onderzoek zal de arts proberen zich een oordeel te vormen over de algemene gezondheidstoestand van zijn patiënt. Bij een dergelijk onderzoek worden geen of zeer eenvoudige hulpmiddelen gebruikt. Het doel van het onderzoek is het vroegtijdig constateren van stoornissen, aandoeningen, ziekten en dergelijke of het vaststellen dat iemand in een goede gezondheidstoestand is. Uit dit onderzoek zal de arts zich vooral richten op het orgaan of lichaamsdeel waarover de patiënt de belangrijkste klacht heeft aangegeven. Het onderzoek omvat onder meer inspectie, palpatie, percussie en auscultatie. - InspectieDe inspectie betreft het waarnemen van de patiënt op afstand. De inspectie omvat datgene wat men ziet, hoort, ruikt of met de zintuigen kan waarnemen. Eerst zal de arts proberen zich een algemene indruk te vormen, waarbij hij vooral zal letten op:- houding;- kleur van de huid;- voedingstoestand;- frequentie, diepte en regelmaat van de ademhaling.Dan volgt inspectie van verschillende lichaamsdelen, meestal in een vaste volgorde, bijvoorbeeld eerst hoofd en hals, daarna romp en ten slotte armen en benen. Ondertussen zal de arts over het betreffende lichaamsdeel vragen stellen. - PalpatieDoor zorgvuldig en geduldig tasten met een of meerdere vingers of de volle hand probeert de arts eventuele afwijkingen van de organen op te sporen en de grootte en omvang van de organen te beoordelen. Hiertoe behoort ook het volume van de pols. Steeds wanneer het hart samentrekt, wordt een hoeveelheid bloed in de slagaders gepompt, waardoor deze uitzetten. Dit is het best te voelen door de tweede, derde en vierde vinger van de linkerhand naast elkaar op de spaakbeenslagader (arteria radialis) te leggen. De arts let onder andere op het aantal slagen per minuut en de regelmaat waarmee de slagen elkaar opvolgen. Als het hart onregelmatig klopt, zal ook de pols onregelmatig zijn. - PercussieDe percussie is een methode voor het onderzoek van vooral hart en longen en soms andere organen (maag, darmen). De arts legt een vinger op het te onderzoeken lichaamsdeel en klopt erop met de ring- of wijsvinger van de andere hand. Het te horen geluid (percussietoon) is boven grote, met lucht gevulde ruimten zoals de longen in normale gevallen sonoor (helder) en boven kleine, luchthoudende holten zoals de maag tympanitisch (hoger dan de sonore toon).Met percussie kan de arts organen van elkaar afgrenzen en afwijkingen vaststellen. De sonore percussietoon van de long gaat bij vocht in de holte tussen de longvliezen over in een mattere toon. Men spreekt dan van demping. Bij een vergroting van het hart is een matte toon te horen over een groter gebied dan normaal. - AuscultatieBij de auscultatie luistert de onderzoeker naar de geluiden die door sommige organen zelf worden voortgebracht, met name hart, longen, bloedvaten en darmen. Hierbij wordt een stethoscoop gebruikt, die meestal bestaat uit een rond doosje met een membraan dat op het lichaam wordt geplaatst en via slangetjes met beide oren is verbonden.Bij het beluisteren van normale longen hoort de arts een zachte ruis tijdens de inademing, gevolgd door een nog zachter geluid Albij de uitademing. De normale ademruis kan zijn verzwakt, maar ook kan een bijruis ontstaan. Elke keer dat het hart samentrekt_ zijn er met de stethoscoop twee korte geluiden te horen: de eerste en de tweede harttoon. Bij allerlei hartaandoeningen kunnen deze harttonen van karakter veranderen; ook kunnen er andere geluiden worden gehoord: hartruis (bijvoorbeeld bij vernauwde of niet goed sluitende hartkleppen).

Gepubliceerd op 27/03/2003 - 00h00
Bekijk dit artikel
Vous devez être connecté à votre compte E-Santé afin de laisser un commentaire
PUBLICITÉ