Blog : " Blog van de redactie "
We drinken bijna allemaal elke dag koffie en krijgen dus ook dagelijks een portie cafeïne binnen. Dit stof werkt veel sterker dan de meeste andere voedingsstoffen die we opnemen. Daarom komt koffie vaak in het nieuws in gezondheids- en voedingsrubrieken. Maar dit keer zeggen we er alleen goeds over…

Koffie zou bescherming bieden tegen depressies
Dat is volgens een studie die onlangs verscheen in het vakblad Archives of Internal Medicine in ieder geval zo voor vrouwen. De onderzoekers volgden tussen 1996 en 2006 meer dan 50.000 vrouwen. Bij aanvang van het onderzoek hadden de vrouwen (de gemiddelde leeftijd was 63 jaar) geen symptomen van depressie. Tijdens de tien jaar dat het onderzoek liep, werd hun consumptie van koffie genoteerd. In totaal werd in die periode bij 2607 vrouwen een depressie vastgesteld.
Uit de analyse van de gegevens bleek dat vrouwen die twee tot drie koppen koffie per dag drinken 15% minder risico lopen op een depressie. Vrouwen die meer dan vier koppen drinken, lopen 20% minder risico.
De auteurs van de studie wijzen erop dat er zoals gewoonlijk nog meer onderzoek nodig is om te achterhalen of het wel de koffie is die het risico op depressie vermindert. Vraag is namelijk of er geen derde element in het spel is die tegelijk tot een hoog koffieverbruik en minder depressies leidt.
Het is duidelijk dat één studie niet volstaat om een werkzame stof als cafeïne aan te bevelen ter preventie van stemmingswissels. Vooral ook omdat koffie geen wondermiddel is als het om geestelijke gezondheid gaat. Dit opwekkend middel kan de kwaliteit van de slaap verslechteren en het inslapen bemoeilijken. En slaapgebrek is heel slecht voor het geestelijk welzijn. Cafeïne kan bij sommige mensen ook angsten veroorzaken.
Slotsom: u hoeft zich geen zorgen te maken over uw consumptie van koffie. Misschien heeft de drank zelfs een positief effect op uw gezondheid. Maar overdrijf er niet mee en luister vooral naar uw lichaam.
Bron: Lucas, M., Arch Intern Med. 2011;171(17):1571-1578. doi:10.1001/archinternmed.2011.393