Sinds de grootschalige preventiecampagnes die ouders aanraadden om hun baby op zijn rugje te leggen, is het aantal gevallen van wiegendood gedaald. Maar opgelet: de oorzaken zijn ondertussen veranderd, waardoor er nieuwe risicofactoren zijn ontstaan: alleenstaande, jonge en rokende moeders, vroeggeboorten en ook kansarmoede.

Een beetje geschiedenis
Wiegendood is de belangrijkste doodsoorzaak bij baby's. Toen het aantal gevallen sterk bleek te stijgen, ging men extra letten op de lighouding van de kinderen. Zo raadden kinderartsen begin jaren 70 de ouders aan om hun kindje op zijn buik te leggen, omdat men dacht dat die houding het verstikkingsrisico verminderde bij braken of oprispingen. De toepassing van die regel haalde het aantal gevallen van wiegendood echter niet naar beneden, waardoor ze nutteloos bleek. Vandaar dat pediatrische verenigingen het omgekeerde begonnen aan te prijzen: de baby op zijn rugje leggen. Dit advies werd voor het eerst uitgebracht in 1988 in Nederland. Dankzij preventiecampagnes werd het massaal toegepast, en met succes, want het aantal gevallen van wiegendood begon geleidelijk sterk te dalen.
Kansarmoede: een nieuwe risicofactor
Analyse van de door de referentiecentra verzamelde gegevens maakte het mogelijk bepaalde omstandigheden van gevallen van wiegendood tussen 1985 en 2000 te vergelijken en op die manier de evolutie van bepaalde risicofactoren te volgen. Zo blijkt dat wiegendood vandaag vaker voorkomt in kansarme milieus. Bij de algemene bevolking bedroeg het percentage niet-belaste gezinnen in 1995 18 %, bij gezinnen die te maken hadden gekregen met een geval van wiegendood, bedroeg het 28 % in 1985 en 48 % in 2000. In 2000 maakte meer dan 70 % van de gestorven baby's maakte deel uit van een gezin met een zeer laag inkomen, tegen 47 % in 1985.