Net als geneesmiddelen kunnen vaccins soms ernstige bijwerkingen hebben. Al enkele jaren bestaat er in de medische wereld een controverse rond adjuvantia op basis van aluminiumhydroxide. Deze stoffen worden aan vaccins toegevoegd om hun werkzaamheid te verhogen. Wetenschappers vermoeden nu dat ze bij sommige mensen een invaliderende neuromusculaire ziekte kunnen veroorzaken. E-gezondheid maakt een stand van zaken.

Macrofagische myofasciitis : een reële pathologie
Stanley is 22 jaar en zat in het vijfde middelbaar toen hij zijn polio-inenting vernieuwde. “Een maand later, het was een zondag, kreeg ik plots pijn in mijn hals en nek en daarna in mijn onderrug. Ik dacht dat ik griep had. Ik ben toen trouwens in het ziekenhuis opgenomen voor griepachtige verschijnselen. Na mijn verblijf in het ziekenhuis ben ik weer naar school gegaan, maar al heel snel ging het helemaal mis. Ik kon me niet meer concentreren, ik was doodmoe en ik had geheugenproblemen. Ik ben moet stoppen met school en heb dus geen diploma middelbaar onderwijs gehaald. Vandaag kan ik zelfs geen voetbal meer spelen. Ik woon nog altijd in bij mijn ouders. Ik kan niet zelfstandig wonen, want ik heb voor alle gewone praktische dingen hulp nodig”.
Stanley lijdt aan macrofagische myofasciitis, een slopende neuromusculaire ziekte die mogelijk toe te schrijven is aan het aluminium dat in veel vaccins aanwezig is.
“Het is geen ziekte van de vaccins op zich - ik sta volledig achter de vaccinaties - maar het is wel degelijk een reële pathologie”, zegt prof. Jérôme Authier, neuroloog gespecialiseerd in de ziekte en verbonden aan het ‘Hôpital Henri Mondor’ in Créteil.
Aluminiumhydroxide: een weinig bekend adjuvans in vaccins
Aan de vaccins worden aluminiumzouten toegevoegd die de immuunrespons van het lichaam moeten verhogen. De adjuvantia worden al sinds 1926 gebruikt, maar er is weinig bekend over de werkingsmechanismen. In wetenschappelijke kringen ging men er tot voor kort van uit dat ze snel door het lichaam werden afgevoerd en dat het gebruik ervan dus geen enkel gevaar inhield. Vandaag weet men dat dit niet zo is: “Sinds 2014 hebben we de wetenschappelijke bewijzen dat dit onopvallende adjuvans niet uit het lichaam verdwijnt als het zijn taak heeft volbracht. Het blijft er niet alleen nog lang zitten, maar kan zich zelfs tot in de hersenen verspreiden waar het dan ook definitief blijft. Dat is een allesbehalve gunstige ontwikkeling”, zegt prof. Romain Gherardi, hoofd van de dienst ‘Centre expert en pathologie neuromusculaire’ van het ’Hôpital Henri Mondor’. De professor heeft samen met zijn onderzoeksteam rond het thema gewerkt.