Mensen die vaak eten, hebben lagere cholesterolspiegels. Dat blijkt uit een studie die bij de bevolking werd uitgevoerd. Het is weliswaar belangrijk wat men eet, maar men moet ook rekening houden met de frequentie van de maaltijden en de tussendoortjes.

Meer dan 25.000 Britten van 45 tot 75 jaar hebben aan de studie deelgenomen. De frequentie van de maaltijden werd gemeten met een vragenlijst: aantal keren dat per dag werd gegeten (maaltijden, tussendoortjes, vieruurtje, koekjes tijdens de koffiepauze, enz.). De concentraties van de plasmalipiden (totaal cholesterol, HDL-cholesterol, LDL-cholesterol, enz.) werden gemeten en vergeleken met de antwoorden op de vragenlijst.Zowel bij mannen als bij vrouwen daalden de gemiddelde concentraties van cholesterol en LDL-cholesterol naarmate het aantal maaltijden en tussendoortjes per dag toenam. Het verschil tussen de personen die meer dan 6-maal per dag aten, en de personen die slechts één- tottweemaal per dag aten, bedroeg 0,25 mmol/l. Na correctie voor de risicofactoren die de bloedcholesterolspiegel verlagen (leeftijd, zwaarlijvigheid, roken, onvoldoende fysieke activiteit en uiteraard inname van zeer calorierijke voedingsmiddelen) daalt het verschil tot 0,15 mmol/l.
De HDL-cholesterolspiegel, de bloeddruk, de body mass index (BMI) en de verhouding taille/heupomtrek veranderden niet met het aantal maaltijden en tussendoortjes.
Deze resultaten pleiten dus voor een evenwichtige voeding met enkele tussendoortjes verspreid over de dag. De kwaliteit van het voedsel dat men nuttigt, volstaat dus niet. Men zou ook moeten streven naar meer regelmaat in onze dagelijkse voeding.