De risicofactoren van overdracht van het hepatitis-C-virus (HCV) zijn veranderd. Vóór 1992 werd de besmetting vooral opgelopen door het gebruik van intraveneuze drugs en bloedtransfusies. Nu is de lijst nog langer.

Verschillende risicofactoren
Het hepatitis-C-virus wordt nu niet meer alleen overgedragen door bloedtransfusie of intraveneuze drugs. Er zijn nog andere risicofactoren:
- inhalatie van drugs,
- meerdere seksuele partners,
- piercing,
- tatoeage,
- accidentele prikken door een besmette naald,
- injectie van immunoglobulinen,
- hemodialyse,
- religieuze scarificaties.
Evaluatie van de risico's
- Transfusie van bloedderivaten: met de moderne screeningtests bedraagt het risico van HCV-overdracht 0,01 tot 0,001% per eenheid bloed.
- Intraveneuze drugs: 50% van de nieuwe gevallen van besmetting van het HCV wordt veroorzaakt door intraveneuze drugs. In 50 tot 60% van de gevallen vindt de besmetting plaats tijdens de eerste drie maanden.
- Accidentele prikken door een besmette naald - medische en paramedische beroepen: de kans op besmetting is viermaal hoger dan na een bloedtransfusie. Na een prik met een besmette naald bedraagt het conversiepercentage bijna 2%.
- Seksuele transmissie: in een monogame relatie bedraagt het risico ongeveer 1 tot 3%. Mechanische voorbehoedsmiddelen zijn niet noodzakelijk in een monogame relatie.
- Zgn. “verticale” overdracht (van moeder op kind): dat risico wordt geraamd op 5% per zwangerschap. Het wordt niet aanbevolen de baby te testen vóór de leeftijd van 1 jaar. Borstvoeding houdt een laag risico van overdracht van het HCV in.
- Hemodialyse: de kans op HCV-infectie bij hemodialysepatiënten in de Verenigde Staten wordt op 10 tot 20% geraamd.
- Internasaal cocaïnegebruik: epidemiologische studies suggereren sterk dat intranasaal gebruik van cocaïne het virus kan overdragen.
- Tatoeage: nog omstreden.