Interstitiële cystitis is een aandoening van de urinewegen die zelden voorkomt, maar die wel aanzienlijke gevolgen heeft. De ziekte mag niet verward worden met klassieke bacteriële cystitis. Interstitiële cystitis is een chronische ontstekingsziekte ter hoogte van de blaas, geen ontstekingsziekte.
Andere niet bacteriële blaasontstekingen
Bacteriële cystitis komt vaak voor en de ziekte is gekend, vooral bij vrouwen. Maar heel wat vrouwen lijden aan een minder vaak voorkomend syndroom dat miskend is en dat artsen meestal omschrijven als "cystalgie met heldere urine", omdat de symptomen wijzen op cystitis (veelvuldige plasaandrang, pijn aan de urinebuis en/of de blaas), maar er bij het bacteriologisch onderzoek geen pathogene kiemen gevonden worden.
Dat kan het gevolg zijn van heel wat uiteenlopende aandoeningen: een carcinoom (die mogelijkheid kan uitgesloten worden met een biopsie van de blaas), tuberculose van de urinewegen, een stoornis van neurogene oorsprong, blaasstenen, een afwijking aan de urinebuis, het gevolg van radiotherapie of van het nemen van bepaalde geneesmiddelen, prostatitis, enz. Als al deze aandoeningen uitgesloten worden en er geen verklaring is voor de chronische ontsteking die men vaststelt met behulp van een cytoscopie, dan heeft men het over interstitiële cystitis.
Wat is interstitiële cystitis?
Interstitiële cystitis is een ziekte die zelden voorkomt en meestal bij vrouwen. Ze gaat gepaard met chronische pijn ter hoogte van de blaas en veelvuldige plasaandrang. Er bestaat geen test om de interstitiële cystitis vast te stellen. De diagnose berust vooral op het uitsluiten van andere ziekten.
Voorlopig weet men niet wat de oorzaak van de ziekte is. Een van de meest plausibele hypotheses is dat de aandoening het gevolg is van een aantasting van de blaaswand waardoor die toxische bestanddelen uit de urine doorlaat. Onlangs isoleerden onderzoekers een substantie, de anti proliferatie factor (APF), die uitsluitend voorkomt bij patiënten met interstitiële cystitis. De APF zou bij bepaalde patiënten verhinderen dat de blaascellen zich hernieuwen. Andere hypothesen wijzen op allergiemechanismen, auto-immune factoren, genetische factoren of een neurologische stoornis.