De nageboorte of het uitdrijven van de placenta vindt plaats meteen na de geboorte van de baby. De ouders zijn dan met hun volle aandacht bij hun pasgeboren kindje en zien dat dan ook vaak als een pure formaliteit. Het is nochtans de gevaarlijkste fase van de bevalling…

Hoe gaat het uitdrijven van de placenta in zijn werk?
De placenta of moederkoek is een tijdelijk orgaan en heeft maar één functie: de uitwisseling van bloed tussen de moeder en het kind verzorgen. Ze wordt aan het begin van de zwangerschap in de baarmoeder gevormd en moet na de bevalling worden uitgestoten.
Als alles goed verloopt, gebeurt die nageboorte spontaan. Zo’n 15 tot 20 minuten nadat de baby geboren is, komen er weer weeën op. Dat is de baarmoeder die weer begint samen te trekken om de placenta los te laten. Tegelijkertijd worden ook de bloedvaten afgeknepen die de placenta voeden, waardoor het bloeden stopt. Als de moeder met epidurale verdoving bevalt, zal ze van die samentrekkingen helemaal niets voelen.
Mogelijke complicaties
In zeldzame gevallen (minder dan 5% van de bevallingen) stoppen de bloedingen niet spontaan. Men spreekt dan van post-partumbloedingen of hemorragia postpartum.
Het kan namelijk gebeuren dat de placenta niet correct van de baarmoeder loskomt. Dan blijven er deeltjes van de placenta bloeden en kan de baarmoeder niet samentrekken zoals het hoort.
Een ander mogelijk scenario is dat de baarmoeder niet voldoende krachtig samentrekt, omdat ze tijdens de zwangerschap is uitgerekt (bijvoorbeeld omdat de baby groot is), omdat het al de zoveelste zwangerschap is of om nog andere redenen.
In al die gevallen gaat het om een medisch noodgeval: de twee slagaders die de placenta voeden, voeren elk een halve liter bloed per minuut aan. Als ze niet worden afgesloten, komt het leven van de moeder in gevaar. Het feit dat de placenta - of een deel ervan - in de baarmoeder blijft zitten, vormt op zich ook een risico voor infecties.
Prof. Frédéric Debiève, verloskundige op de dienst verloskunde van de Cliniques Saint-Luc in Brussel