Vorige week hebben we de reeks over de ziekte van Lyme afgesloten. Deze week bespreken we een andere ziekte die ook voorkomt in onze bossen en op het platteland, nl. een ziekte die door het Hantavirus wordt veroorzaakt.

Het hantavirus werd ontdekt in Hantaan, Korea. Bij ons gaat de ziekte vooral gepaard met nieraantasting, maar in andere landen, in Azië en Noord-Amerika, gaat de ziekte vooral gepaard met longaantasting.
Het Hantavirus besmet de mens
De frequentie van de ziekte is cyclisch en bereikt een piek als het aantal knaagdieren aanzienlijk stijgt. Knaagdieren, vooral de roodachtige woelmuis, vormen wat specialisten het virusreservoir noemen. Dat kleine knaagdier is minder dan 10 cm lang, heeft een bruinrode rug en grijze flanken en leeft in en aan de rand van bossen. Het kan ook bij ons thuis een ongewenste gast zijn. Contact met de mens komt vrij frequent voor. Andere dieren die in onze contreien de ziekte kunnen overdragen, zijn varkens en katten.Bij één van die contacten zal het virus de mens besmetten. Net zoals bij griep gebeurt de overdracht via de lucht. Fysiek contact met het dier is dus niet noodzakelijk, temeer daar het virus zich in de urine en de uitwerpselen bevindt. Het virus kan echter wel worden overgedragen door een beet.
Waarom er vandaag over spreken?
Omdat de frequentie van de ziekte cyclisch is! Om de 3 jaar zien de artsen immers patiënten met een nierziekte door een Hantavirusinfectie. De laatste epidemie bij ons dateert van 1999. Het Wetenschappelijk Instituut voor de Volksgezondheid denkt dus dat het jaar 2002 een risicojaar is.