Iemand met dysmorfofobie heeft het gevoel dat zijn lichaam superlelijk is en niet aan de norm voldoet. Als het om iemand met eetstoornissen gaat, zal het lichaam in het merendeel van de gevallen als te dik ervaren worden en er dus risico op anorexie of boulimie bestaan. Maar het is louter een indruk: op de weegschaal valt quasi 100% van deze mensen - voor het merendeel vrouwen - binnen de gewichtsnormen en is er van overgewicht of obesitas geen sprake. Hoe kunnen deze mensen weer aan een esthetisch realistisch zelfbeeld worden geholpen?

Dysmorfofobie: het risico op anorexia of boulimie
Zo’n 1 tot 2% van de tienermeisjes en jonge vrouwen lijdt aan dysmorfofobie.
Deze angst voor lichamelijke misvormingen is medisch geïdentificeerd (1). Het is een stoornis van de lichaamsbeleving bij een bepaalde categorie van mensen die gaat van obsessieve twijfel tot de kwellende zekerheid mismaakt te zijn. De zwaarste vormen van de aandoening gaan soms gepaard met een sociale fobie waarbij de blik van de andere angstvallig gemeden wordt en er zelfs sprake kan zijn van depressie.
Dysmorfofobie kan leiden tot lichte angststoornissen en in de ergste gevallen tot een psychose, anorexia of boulimie en verslaving aan esthetische chirurgie. Bij mannen komt dysmorfofobie minder voor: amper 10% van de mensen met eetstoornissen zijn mannen.
Jean-Michel Huet, psychoanalyticus en seksuoloog gespecialiseerd in eetstoornissen (Parijs), stelt het als volgt: "In de prille fase van een eetstoornis komt het inderdaad voor dat jonge meisjes een paar kilo’s te veel wegen. Maar als ze tien kilo zijn afgevallen, vinden ze zich nog altijd te dik! We mogen stellen dat bijna alle vrouwen een lichte vorm van dysmorfofobie hebben. Dat is vooral te wijten aan het beeld van de perfecte vrouw dat de media ophangen! Veel vrouwen met dysmorfofobie zijn bijvoorbeeld misnoegd als er in hun buik plooien komen bij het voorover buigen. Het argument dat de vrouwen in de tijdschriften gefotoshopt zijn, kan ze niet overtuigen".
Aanwijzingen die tot een diagnose van dysmorfofobie kunnen leiden:
- Een bijna permanent begaan zijn met het uiterlijk. De objectieve lengte of het objectieve gewicht doet er niet toe: hij of zij vindt zich nooit mager genoeg. Een kleine fysiologische ongerechtigheid (de neus of - voor mannen - de lengte van de penis) kan leiden tot een overdreven obsessie.
- De overdreven bezorgdheid veroorzaakt in erge of minder erge mate psychisch lijden met problemen in de sociale omgang, op het werk en/of in het gezin.
- De stoornis is niet uitsluitend te verklaren als onderdeel van een andere psychische aandoening zoals mentale anorexia (met de waanbeelden over het lichaam tot het compleet negeren van het bestaan van bepaalde organen).
Hoe kunnen we iemand met dysmorfofobie helpen?
Zodra er een obsessief lijden aanwezig is, hoe licht ook, is er reden om naar een specialist te gaan, ook al is het maar één keer. De patiënt moet wel gemotiveerd zijn om van haar eetstoornissen af te raken (als het om dysmorfofobie met verstoord eetgedrag gaat) en ze moet bereid zijn om langdurig therapie te volgen. In de meeste gevallen is er geen dieet nodig en hoeft de voeding niet te worden bijgestuurd. De vrouwen hebben een normaal gewicht en zullen hoe dan ook geen advies aanvaarden.
- Wat het psychisch aspect betreft, moet de arts een vertrouwensrelatie opbouwen en tot een gesprek zien te komen over de opvattingen en gedachten die de patiënten niemand ooit hebben toevertrouwd omdat ze er zich te diep over schamen, bijvoorbeeld het gevoel dat ze meteen een kilo bijkomen als ze een mueslireep van 50g eten. Het is sterker dan zijzelf, zeggen ze dan. Behalve in het geval van psychotische dysmorfofobie (wanen, denken dat men het lichaam van een engel heeft bijvoorbeeld) is er bij deze vrouwen nog altijd een zekere link met de werkelijkheid aanwezig. Bijvoorbeeld: «Ik weet wel dat het niet waar/normaal is, maar ik voel me te dik».
- Omdat geen enkel argument hen de ogen kan openen, toch niet in een eerste fase, werkt de arts/psycholoog aan de intuïtieve zelfperceptie van de vrouwen aan de hand van foto’s. Daarbij legt hij de kronkels in hun redenering bloot. Zoals bijvoorbeeld het obsessief vergelijken van het eigen lichaam met dat van iemand naast ze op de foto, of zelfs het meten van de tailleomtrek op de foto.
- De arts zal ook werken aan de eventuele eetstoornissen (boulimie of anorexia) die soms door zware dysmorfofobie kunnen ontstaan. Hij confronteert dan de perceptie van de patiënt met de werkelijkheid en probeert de - altijd diverse - oorzaken van het verstoorde eetgedrag te achterhalen.
"Ook de omgeving heeft een rol te spelen. Familieleden of vrienden moeten iemand die tekenen van dysmorfofobie vertoont, proberen over te halen om naar de dokter te gaan. Ze moeten hem of haar niet met rationele argumenten of op basis van het gezond verstand proberen te overtuigen, maar er alleen op wijzen dat er is iets mis is en dat een neutraal en competent advies noodzakelijk is".
(1) Diagnostic and statistical manual of mental disorders (DSM V) en tiende internationale classificatie van psychische stoornissen (ICMD 10)
Op basis van een interview met Jean Michel Huet, psycholoog, psychoanalyticus en seksuoloog gespecialiseerd in eetstoornissen (Parijs), correspondent in diverse ziekenhuiscentra gespecialiseerd in voeding.