Een bypass via endoscopie is veel minder invasief dan een klassieke bypassoperatie. Het vermindert de postoperatieve pijn en veroorzaakt slechts minimale littekens, waardoor de patiënt sneller recupereert.

Een reddende overbrugging
In 2004 werden er in ons land 7.300 coronaire bypasses (overbruggingen) uitgevoerd, waarvan 21 % via endoscopie. Een aortocoronaire bypass is een techniek die gehanteerd wordt bij ernstige gevallen van coronaropathie (kransslagaderlijden), als de kransslagader vernauwd of volledig dichtgeslibd is en vervangen moet worden. Bij de ingreep neemt de chirurg een deel van een gezond bloedvat weg in het been, de borstkas of de arm van de patiënt, dat hij dan gebruikt om een nieuw bloedvattraject aan te leggen in het hart. Meestal wordt daarbij de interne borstslagader "overgeplant" in de borstkas en, als het om een ader gaat, de beenader. De chirurg ent het ene uiteinde van het bloedvat op de aorta en het andere op de zieke kransslagader en legt daarbij een "omweg" aan tot voorbij de obstructie. Dit nieuwe bloedvattraject wordt overbrugging of bypass genoemd. Het zorgt ervoor dat er weer bloed kan stromen naar het hart, door het verstopte deel van de aangetaste slagader om te leggen. Het toegenomen bloeddebiet vermindert de angina pectoris en het risico op een hartaanval.
Traditionele procedure
Bij de traditionele methode maakt de chirurg een min of meer lange insnijding, naar gelang de behoeften. Die loopt vaak van de enkel naar de lies of van de pols naar de elleboog. 24 % van de patiënten krijgt af te rekenen met complicaties en infecties tijdens de genezing van de been- of armwonde. Sommigen hebben meer postoperatieve pijn op de plaats van de insnijding dan op die van de overbrugging. Als de patiënt door de lange beeninsnijding na de operatie niet kan bewegen, dreigt dat bovendien de revalidatie te vertragen.