Bètablokkers zijn de belangrijkste geneesmiddelen in de cardiologie. Ze verminderen de effecten van stress op het hart en beschermen na een infarct tegen recidives.
Na een hartinfarct is het belangrijk om het hart minder arbeid te laten verrichten, om een terugval te vermijden. Vandaar het nut van bètablokkers: ze verlagen de hartslag, het belangrijkste element van de hartarbeid.
Een constante bescherming van het hart
Zoals hun naam aangeeft, is het werkingsmechanisme van deze geneesmiddelen blokkerend: ze verhinderen de werking van adrenaline, het hormoon dat we afscheiden in stresssituaties en dat onze hartslag en onze bloeddruk verhoogt. Adrenaline wordt afgescheiden door de bijnieren (adrenal in het Engels, vandaar de benaming adrenaline) en zet zich vast op de bèta-adrenerge receptoren van hart en bloedvaten. Bètablokkers werken dan ook in op die receptoren. Bètablokkers hebben verschillende heilzame effecten: ze doen niet alleen de hartslag en de bloeddruk dalen, maar verminderen ook de prikkelbaarheid van het hart, dat daardoor weinig gevaar loopt voor sommige ritmestoornissen zoals extrasystolen. Dankzij de combinatie van die drie effecten hebben bètablokkers een groot vermogen om het hart constant te beschermen. Dat vertaalt zich concreet in een sterke daling van de mortaliteit na een hartinfarct en in een langere levensduur bij hartinsufficiëntie.
Enkele bekende bijwerkingen
Gezien hun eigenschappen hebben bètablokkers enkele bijwerkingen. De patiënt moet er goed van op de hoogte zijn vóór hij start met de behandeling:
- hartgeleidingsstoornis bij een te trage hartslag (waardoor ze gecontra-indiceerd zijn bij sommige ritmestoornissen zoals een atrioventriculair block), bronchoconstrictie en gevaar voor een aanval bij astmapatiënten, samentrekking van de perifere slagaders, waardoor ze gecontra-indiceerd zijn bij arteritispatiënten en erectiestoornissen kunnen veroorzaken.