PUBLICITÉ

De vetmassa van sporters

Geüpdatet door Marion Garteiser, gezondheidsjournaliste op 03/05/2016 - 16h18
-A +A

De Body Mass Index (BMI) geeft de verhouding weer tussen uw vetmassa en uw gewicht. Dus is het interessant om zich hierover te informeren... Hij schommelt tussen 10 en 30 %. Bij sporters is de vetmassa meestal laag.

Hoe zit het bij u?

PUB

Zeer lage waarden

De vetmassa van sporters wordt als een beslissende factor beschouwd voor hun prestaties.

Eén van de oudste methoden om de vetmassa te bepalen, is de dikte van de huidplooien meten. De proefnemer voert deze metingen uit op verschillende plaatsen van het lichaam.

Dankzij diverse formules krijgt hij een vrij nauwkeurig beeld van de gemiddelde vetmassa, afhankelijk van de discipline.

Zo schommelt die bij topmarathonlopers rond de 7 %. Soms ligt ze lager, en bij "Mosquito" Madibeng, een atleet die tot de mondiale top 10 behoorde op de halve marathon, bedroeg ze slechts 3,5 %.

Vrouwen hebben meestal meer vet. Een studie uit 1970 bij Amerikaanse marathonloopsters kwam uit op een gemiddelde waarde van 15 %, met een minimum van 6 %. 

Wat is de functie van vet?

Driekwart van al het lichaamsvet wordt opgeslagen in het onderhuidse vetweefsel.

De overige 25 % bestaat uit diverse elementen, zoals de fosfolipiden van de celmembranen, maar ook uit cholesterol, die hormonen aanmaakt, en uit xenobiotica, die de vervuilende stoffen vangen die zich tijdens ons leven ophopen in ons lichaam (dioxine, pesticiden enz.).

Deze moleculen vormen vooral een enorm energieproductiepotentieel (van 80.000 tot 150.000 calorieën). In theorie zou een hardloper van 70 kg dan ook 15 marathons aaneen kunnen rijgen alvorens "knock-out" te zijn. Dat klopt echter niet, want niet alle lichaamsvetten zijn beschikbaar als brandstof.

Een voorbeeld: het droog gewicht van onze hersenen bestaat voor 50 % uit vetten. Daar vervullen ze alle mogelijke functies, behalve energie leveren voor de neuronen, die ze hoe dan ook onmogelijk zouden kunnen verbranden.

Initialement publié par Gilles Goetghebuer, gezondheidsjournalist le 06/06/2006 - 00h00 et mis à jour par Marion Garteiser, gezondheidsjournaliste le 03/05/2016 - 16h18
Bekijk dit artikel
Vous devez être connecté à votre compte E-Santé afin de laisser un commentaire
PUBLICITÉ