PUBLICITÉ

Is de g-plek achterhaald?

Gepubliceerd door Hélène Joubert, wetenschapsjournaliste op 06/10/2016 - 10h37
-A +A

Meer dan dertig jaar zijn er voorbijgegaan, maar nog nooit heeft iemand precies kunnen zeggen waar bij vrouwen de g-plek ligt, dat mysterieuze knopje dat alleen maar gestimuleerd hoefde te worden om meteen en gegarandeerd genot en een orgasme te verschaffen. In werkelijkheid zou het dan ook eerder een vage zone zijn die het anatomische terrein van de plasbuis, de vagina en de clitoris overlapt.

Zeg voortaan dus niet meer g-plek, maar wel "clito-urethro-vaginaal complex".

PUB

De g-plek. G van…

Gräfenberg. Ernst d Gräfenberg. In de jaren 1950 beschreef hij als eerste de bijzondere gevoeligheid van een gebied in de vagina. Volgens hem kwam deze gevoeligheid waarschijnlijk voort van de plasbuis, een smal kanaaltje dat de urine uit de blaas afvoert. Begin jaren 80 kreeg deze zone uit eerbetoon aan Gräfenberg de bijnaam g-plek. Ze zou zich aan de voorkant van de vagina bevinden. Over de plasbuis werd al gauw niet meer gesproken, misschien wel omdat er niets sexy aan was.

De g-plek lag goed in de markt. Het onderzoek naar deze miraculeuze plaats werd trendy; de onderzoekers gingen op zoek naar een op zichzelf staande en hypergevoelige anatomische structuur en probeerden die in kaart te brengen.

Tevergeefs. Daarom hebben wetenschappers onlangs -omdat ze niet echt konden uitmaken welke vaginale zones nu echt gestimuleerd moeten worden om genot te verschaffen - de zone herdoopt tot clito-urethro-vaginaal complex en voor  sommige vrouwen zelfs het clito-urethro-prostaat-vaginaal complex, omdat het om zones gaat die zich situeren zowel rond de vagina, de clitoris, maar ook (en vooral?) de plasbuis en bij sommige vrouwen ook rond de para-urethrale klieren, beter bekend als de vrouwelijke prostaat.

De g-plek: tussen wetenschappelijke waarheid en seksuele aanspraken van vrouwen

De voorbije dertig jaar is de vrouwelijke seksualiteit sterk geëvolueerd en de g-plek zit daar zeker voor iets tussen. Vandaar ook de stroom van protesten die volgde toen onderzoekers het bestaan van een heel precieze en afgebakende zone in vraag durfden te stellen. Nochtans was het helemaal niet hun bedoeling om het vrouwelijke genot zelf in vraag te stellen!

Dr. Pierre Desvaux, androloog en seksuoloog (Département d’Urologie, Hôpital Cochin in Parijs): “Een van de eerste mensen die twijfels hebben geuit over het bestaan van de g-plek was  Andrea Burri, een onderzoeksters gespecialiseerd in gedragspsychologie (2). Na haar recente experimenten met eeneiige tweelingen - waarvan werd aangenomen dat ze deze g-plek op precies dezelfde plaats voelen liggen - verwerpt ze de gedachte van een unieke en exacte anatomische locatie. Na haar studies zijn er nog andere gevolgd. Heel recent heeft een rapport dat is ondertekend door internationaal gerenommeerde experts ervoor gekozen zich niet over de zaak uit te spreken. Hun argument: een gebrek aan betrouwbare gegevens van een correct wetenschappelijk niveau”.

Deze commissie deed in 2012 een uitspraak (3) en kwam met een heel diplomatische conclusie. Ze luidt als volgt: “Studies hebben aangetoond dat het gros van de vrouwen gelooft dat de g-plek  echt bestaat, maar ze zijn niet allemaal in staat om die plek aan te duiden. Studies met beeldtechnologie hebben het bestaan van een op zichzelf staande structuur die verschilt van de clitoris niet kunnen aantonen. De objectieve metingen hebben geen afdoend en coherent bewijs kunnen leveren van het bestaan van een anatomische plaats die gelinkt zou kunnen worden aan de g-plek. De betrouwbare verslagen en de anekdotische getuigenissen van het bestaan van een heel gevoelige zone in het voorste distale deel van de vagina  doet evenwel de vraag rijzen of alle middelen wel zijn benut om het bestaan van deze g-plek vast te leggen”.

Enkele maanden later bereikten de wetenschappers een consensus en werd de term g-plek (als een heel precieze anatomische structuur) geschrapt en vervangen door de term clito-urethro-vaginaal complex.

Gepubliceerd door Hélène Joubert, wetenschapsjournaliste op 06/10/2016 - 10h37

(1) J Sex Med 2012;9:1355–1359; (2) J Sex Med 2010;7:1842–1852; (3) J Sex Med. 2012 Mar;9(3):719-26; (4) J Sex Med 2008;5:1883–1891

Op basis van een interview met Dr Pierre Desvaux, androloog en seksuoloog (Afdeling urologie, Hôpital Cochin, Parijs)

Bekijk dit artikel
Vous devez être connecté à votre compte E-Santé afin de laisser un commentaire
PUBLICITÉ