De opsporing van colorectale kanker gebeurt met de Hemoccult-test. Met deze test kan bloedverlies afkomstig uit de darmen via de stoelgang worden opgespoord. In 97 tot 98% van de gevallen is de test negatief en is er dus niets aan de hand. In de resterende 2 tot 3% van de gevallen is de test positief en wordt er overgegaan tot een coloscopie. Een woordje uitleg bij dit onderzoek en zijn rol in de diagnose van colorectale kanker.
Van darmpoliepen tot colorectale kanker
De cellen van de darmen vermenigvuldigen zich zeer snel. Bij de minste storing kunnen ze dan ook poliepen vormen, dat zijn opeenhopingen van cellen die kleine goedaardige gezwellen vormen. Uit deze darmpoliepen of adenomen ontwikkelt zich 90% van de colorectale kankers. Hoe volumineuzer de poliep is, hoe groter natuurlijk ook het risico dat er kwaadaardige kankercellen uit voortkomen. Bij volumineuze poliepen is ook het risico op bloedingen groter (het darmslijmvlies is sterk dooraderd en heel gevoelig). Daarom speelt het opsporen van bloedverlies een belangrijke rol in het algemene opsporingsonderzoek van colorectale kanker. Het opsporen van dat bloedverlies gebeurt met de test Hemoccult II. En omdat dit bloedverlies niet continu is, worden mensen boven de 50 (94% van de colorectale kankers treden na die leeftijd op) aangespoord om de test om de twee jaar te laten doen.
Colorectale kanker: van de Hemoccult-test tot de coloscopie
Als de test positief is (dat is amper in 2 tot 3% van de gevallen zo), wordt een coloscopie geadviseerd. Bij dit onderzoek gaat men na of de in de stoelgang aanwezige bloedsporen toe te schrijven zijn aan colorectale kanker. Hoe vroeger de colorectale tumor wordt opgespoord, hoe doeltreffender de behandeling zal zijn en hoe groter ook de kansen op genezing zijn.