3. Hartinfarct
Een hartaanval - veelgebruikte naam voor hartinfarct - berust op toeval, toeval dat uitgerekend in de linker of rechter kransslagader van het hart zich een bloedprop heeft gevormd. De linker kransslagader voedt de voorkant van het hart en de rechter kransslagader de achterkant. Beide vertakken zich sterk in steeds fijnere bloedvaten. Hoe kleiner de bloedprop of de weefselprop, des te verder zal deze doordringen in de fijnste vertakkingen van de hartpunt waar deze ook de minste schade aanricht. Hoe eerder deze de kransslagader verstopt, des te gevaarlijker is de toestand van de patiënt. Als een deel van de hartspier geen zuurstofrijk bloed en brandstof meer krijgt, kan dat deel van het hart door dat tekort afsterven. Het pompen van het hart gaat door, maar een stukje spier kan er niet meer aan meedoen.
4. Therapie en revalidatie
Men kan bij het verloop van het normale hartinfarct een aantal fasen onderscheiden die mede de basis vormen van de therapie en revalidatie. De eerste fase begint zodra het ziektebeeld is opgetreden. Dan wordt volledige lichamelijke en zo mogelijk geestelijke rust voorgeschreven, al dan niet met geneesmiddelen. In deze periode probeert men door permanente bewaking de hartactie nauwkeurig te volgen om stoornissen in de regelmaat van de hartslag snel waar te nemen en te corrigeren. Ook wordt in deze periode zo nodig zuurstof toegediend, opdat een eventueel tekort zo veel mogelijk wordt aangevuld en om het overgebleven, goed functionerende gedeelte van het hart een maximum aan zuurstof te bieden. Daarnaast wordt de pijn met een xylocaïne-injectie bestreden. Als deze fase achter de rug is - de duur verschilt van patiënt tot patiënt - wordt de bewaking beëindigd. Men probeert diverse eenvoudige levensverrichtingen stap voor stap en onder toezicht te laten hervatten, waarbij in het begin voorzichtigheid is geboden. Onder leiding van fysiotherapeuten worden eenvoudige oefeningen uitgevoerd en blijkt het mogelijk op te staan. De lichamelijke training bestaat verder uit wandelen, roeien, fietsen, trappenlopen en gymnastiek in groepsverband. Geleidelijk wordt de zwaarte van de training opgevoerd. Bij het optreden van klachten of hartritmestoornissen kan snel en doelmatig worden behandeld. Eventuele onregelmatigheden of ongewenste versnellingen van de hartactie worden vastgesteld en genoteerd door voor en na iedere training de pols te voelen. Zo nodig kan de hartslag worden bewaakt door een draagbaar electrocardiograafje met een radiozendertje. Tijdens de eerste week in het ziekenhuis wordt met de hartpatiënten in groepsverband een voorlichtingsgesprek over het ziektebeeld gehouden. Zij worden voorgelicht over de zogenoemde risicofactoren van het hartinfarct en het gebruik van nitrobaat. Niet minder belangrijk zijn dieetadviezen en psychische opvang en begeleiding van de patiënt en zijn familieleden. Specifieke psychische en sociale problemen kunnen met de maatschappelijk werker worden besproken, zoals angst, agressie, relatie-, huwelijkó- en gezinsproblemen, moeilijkheden op het gebied van huisvesting, werk en werkhervatting. De maatschappelijk werker kan - eventueel in samenspraak met de psycholoog - vaak goede adviezen geven of verwijzen naar desbetreffende adviesbureaus. Door snelle en intensieve opvang en behandeling direct na de acute fase van het hartinfarct, krijgen de meeste patiënten hun zelfvertrouwen terug. Zij raken hun angst dat hun hart een onbetrouwbare bondgenoot is geworden kwijt, omdat ze meestal tot hun verbazing merken dat hun hart nog veel kan. Zij kunnen dan ook weer normaal functioneren en ook hun werk en seksuele activiteiten hervatten. Revalidatie na een hartinfarct of een hartoperatie vormt een belangrijk onderdeel voor deze patiënten. Vóór een operatie was men vaak invalide; na de operatie wordt door revalidatie naar een snel en volledig herstel gestreefd. Wanneer na een hartinfarct de eerste fase van herstel in het ziekenhuis gunstig verloopt en men zonder veel moeite drie keer per dag een half uur buiten bed is, wat op de gang wandelt en zo mogelijk een enkele trap heeft gelopen, wordt ontslag uit het ziekenhuis overwogen, hetgeen in de regel door zowel de patiënt als de familie met grote vreugde wordt begroet. Bij een patiënt met een hartinfarct zijn de vooruitzichten op korte en langere termijn voornamelijk afhankelijk van de grootte van het hartinfarct. Daarom worden revalidatieprogramma's hierop afgestemd. Bij een patiënt met een klein infarct wordt het programma sneller afgewerkt dan bij een patiënt met een groot infarct. De duur van dat af te werken programma in het ziekenhuis kan variëren van twee tot zes weken.